Kerk met geheugenverlies

Ik st erbuiten - maar ik sta wel te kijkenCollega Christiane van den Berg voerde gesprekken met vrouwen die slachtoffer werden van seksueel misbruik in een pastorale relatie. In haar proefschrift toont zij aan dat misbruik deze primaire slachtoffers isoleert, en dat hun plek in de geloofsgemeenschap vrijwel altijd marginaliseert. Trouw publiceerde een interview met haar op de dag van haar promotie (24/9/15).
Ineke van Keulen en Marjo Eitjes reageerden op 2 oktober. Het interview wekt volgens hen de indruk dat misbruik door protestantse geestelijken een nieuw fenomeen is – ten onrechte, vinden zij. Ze wijzen op een boek met o.a. interviews met slachtoffers uit 1994, de oprichting van een interkerkelijk samenwerkingsverband tegen seksueel misbruik in pastorale relaties (SMPR), het aannemen van protocollen  en een gedragscode  door de PKN. In 25 jaar tijd is veel gebeurd dat in het interview niet wordt genoemd – een gemiste kans vinden de schrijfsters.

Ik lees in hun brief een impliciet signaal over het korte geheugen van de kerk op dit terrein. Dit lijkt te komen door de eigen aard van misbruik. Seksueel misbruik is misbruik maken van machtsongelijkheid. En machtsongelijkheid is eigen aan elke pastorale relatie. De predikant neemt de meer-machtige positie in. Mensen die meer-machtig zijn hebben een hekel aan verhalen over misbruik van machtsongelijkheid. Dat verklaart deels het kerkelijk geheugenverlies. Dit wordt versterkt omdat veel predikanten belangrijk zijn voor de kerkelijke bestuurders met wie zij samenwerken. Die zijn meestal tevens hun pastoranten.

Mijn indruk is dat de angst in de reactie op het onderwerp toeneemt. Als ik bv. het rapport Deetman over seksueel misbruik van minderjarigen in de RK-kerk (2011) goed begrijp is er reeds in de jaren ’50 bestuurlijk betrekkelijk adequaat gereageerd op het onderwerp. Het recente bestuurlijke optreden getuigt van angst, en mist dit adequate optreden. Ik meen van die toenemende angst ook sporen tegen te komen in de protestantse kerk. Een angst die overigens past in een maatschappelijke ontwikkeling. Het onderwerp seksueel misbruik roept in toenemende mate verkrampte reacties vanuit de bestuurlijke top van organisatie waarin het speelt.

Onze protestantse kerk zet zeker stappen in de goede richting. Maar voor zover ik ze kan overzien beperken deze zich tot inhoudelijk en procedureel georiënteerde stappen: protocollen en een gedragscode. Dat zijn op zich goede ontwikkelingen, maar ze lopen het risico het onderwerp te versmallen tot het (kerk)juridische terrein. De ondersteuning van een beschuldigde predikant juridiseert in dat licht eveneens. En juist op dit terrein is het primaire slachtoffer het meest kwetsbaar. Want de plek van een primair slachtoffer in een geloofsgemeenschap kan niet veilig worden gesteld langs juridische weg.
Een zich echt verhouden tot de risico’s van machtsverschil blijft een ingewikkeld thema. Laat staan werkelijk open spreken over de schade van seksueel misbruik in een pastorale relatie. Is juridisering een aantrekkelijker weg dan een open bezinning op de thema’s macht en verantwoordelijkheid?

Wat Eitjes en Van Keulen impliciet signaleren klopt: we vergeten snel wat er in het verleden op dit gebied al is gebeurd. Als het ook klopt dat de angst voor het onderwerp is gegroeid, ook binnen de kerk, dan vergt de duiding van deze ontwikkeling nog heel wat van ons.
Angst levert vergeetachtigheid op. En vooral:  waar angst heerst ontbreekt beslist de veiligheid voor het verhaal van de primaire slachtoffers.

Nico de Lange
Zoetermeer, 7 oktober 2015