Het is één en al beweging in het kerstevangelie.
Zacharias die vanuit de bergen naar Jeruzalem komt, en stil naar huis toegaat.
Elisabeth die hem tegemoet komt.
De engel die eerst naar de tempel en later naar Nazareth gaat.
Maria die haar tante Elisabeth op zoekt.
Jozef en Maria die naar Bethlehem afreizen.
En dan is het kind geboren, en gaat de beweging door
De engelen zijn gekomen om te doen wat ze moeten doen.
Ze hebben gereisd, gezongen en gesproken.
Ze hebben gestrááld.
Ze waren zó stralend dat de herders er van slag van waren.
Maar er is hier meer aan de hand dan alleen maar een grote verrassing.
Want de herders kenden hun traditie.
Er is een aloude traditie die zegt:
Een engel zien betekent dat het moment van je dood aanbreekt.
Daarom was Zacharias zo van slag, en is Maria zo geschrokken.
Nu, zo zijn de herders hier ook van slag.
Een engel zien – dan breekt het moment van je dood aan.
Maar er is meer aan de hand.
Met de engel worden ze omgeven door het stralende licht van de Heer.
Ook daarbij geldt de vraag: wie kan God zien en blijven leven?
En juist die vraag wordt nu met zoveel belofte en bevrijding beantwoord.
we mogen God zien in het kind, én we blijven leven.
Tot in eeuwigheid.
De herders krijgen een rijke belofte voor onderweg.
En in hen ontvangen wij die boodschap.
We mogen God zien in het kind én blijven leven.
In dit geboren kind, in Jezus worden eeuwig leven en ons leven met elkaar verbonden.
Dan is de dood nog altijd de laatste vijand – maar hij kan ons niet scheiden van de liefde van God.
Met die belofte kunnen we verder.
En de herders gaan ons daarin voor.
Lucas schrijft het zorgvuldig op:
Toen de engelen waren teruggegaan naar de hemel,
zeiden de herders tegen elkaar:
‘Laten we naar Betlehem gaan
om met eigen ogen te zien
wat er gebeurd is
en wat de Heer ons bekend heeft gemaakt.’
Ze zijn niet stil bij het vuur blijven zitten.
Ze hebben niet rustig de tijd genomen om met elkaar in gesprek te gaan.
Ze hebben niet gevraag: was het echt zo?
Of hebben we het ons allemaal maar verbeeld?
Nee, geen aarzeling bespeur ik bij deze mannen.
De engelen zijn weg, en ze zeggen tegen elkaar:
Op weg!
En nog iets daarin treft mij:
laten we zien het woord dat is geschied.
Dat is een minder makkelijke zin, maar zegt wel waar het om gaat.
Want gij God gaat het erom dat woord en daad samenvallen.
Hij zegt en doet in één adem.
En de herders geloven het in één adem.
Want ze gaan, meteen.
En ze vinden dan ook wat ze hoopten te vinden: een kind in de kribbe.
Nou, wacht even, dat is te snel gezegd.
Ze vonden niet wat ze hoopten te vinden.
Nee, ze vinden Maria, Jozef en het kind.
Ze treffen het aan, staat er eigenlijk.
Ze hebben niet geweten wat ze konden verwachten.
Ze wisten alleen: de gezalfde is geboren.
En ze wisten van een teken:
… een kind in een kribbe, in doeken gewonden.
Kijk, daar konden ze wat mee.
Vooral met die kribbe.
Die snapten ze.
Als de engel had gezegd:
Je vindt een kind – in satijn in een hemelbedje met de koninklijke kroon erop…
dan zouden ze hebben gelachen.
En zouden ze beslist niet op weg zijn gegaan.
Dan waren ze blijven zitten, en hadden ze grappen gemaakt over dat rare licht en die stem.
Maar nu niet.
Ze kregen een belofte die bij hen past.
Een kribbe – dat snappen ze.
En dat past bij hen.
Maar hoe het eruit zou zien – ze wisten het niet.
Wie ze er aan zouden treffen – ze konden het niet weten.
Want meer dan dat had de engel niet gezegd.
Alleen maar:
De gezalfde is geboren.
En je zult dat weten omdat je een kind in de kribbe zult vinden.
Maar zodra ze dat kind zien raakt de boodschap van de engel hun leven.
En ze kunnen hun mond niet houden.
Ze vertellen over de engel en zijn boodschap.
Zodra ze het kind in de kribbe zien, wéten ze dat de gezalfde is geboren.
En daarna gaan ze weer naar de schapen.
Wat hebben ze gezongen, die mannen.
Wat hebben ze gedanst.
God zien én mogen leven.
Maria begreep ze, die mannen.
Maria had ook die engel gezien.
En ze leeft.
En ze brengt leven voort.
Maria begreep die mannen.
De anderen waren verbaasd.
… maar Maria bewaarde al deze woorden in haar hart
en bleef erover nadenken.
Deze woorden waren als het waren háár belofte voor onderweg.
Zodat ze later, bij het opgroeien van haar zoon, steeds zou weten:
… de gezalfde, want de herders wisten het als eerste.
… de gezalfde, herkend door herders die de schaapskudden hoedden die waren bestemd voor de tempeldienst.
… de gezalfde, waarin we God zien en blijven leven.
Kerst is een belofte voor onderweg.
Onze levensweg kruist vroeg of laat onze laatste vijand: de dood.
We weten niet wie van ons, hier aanwezig, die vijand als eerste zal ontmoeten.
Het kan elk van ons zijn.
Maar die laatste vijand hoeft ons niet langer te verlammen.
Want dit kind heeft, opgegroeid tot volwassen man, deze laatste vijand overwonnen.
In Jezus Christus heeft God zelf ons ontmoet – en we mogen leven.
In Hem heeft God zelf de dood doorbroken – en we mogen leven.
In het kerstverhaal ontvangen wij de belofte van het leven – en we mogen léven.
In de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.
Amen.
Kerst 2015